woensdag 20 mei 2015

Noordelijk Scheepvaartmuseum

Het Noordelijk Scheepvaartmuseum opende op 31 mei 1932 haar deuren in het voormalige Goudkantoor aan de Waagstraat, één van de mooiste renaissancegebouwen van Groningen. Twee jaar daarvoor, op 10 januari 1930, werden de eerste stappen al genomen met de oprichting van de vereniging het Noordelijk Scheepvaartmuseum. Het museum is ontstaan uit een privé-collectie en de collectie groeide door schenkingen en aankopen.

Het pand aan de Sint Walburgstraat

Op 14 en 15 april 1945 werd een groot deel van de collectie, die tijdelijk was ondergebracht in café De Unie, om vernietiging in de oorlog te voorkomen, ironisch genoeg vernietigd door een brand die vrijwel de hele noordwand van de Grote Markt in de as legde. Er gingen 60 scheepsmodellen verloren. Na de oorlog, eerst nog in het Goudkantoor, later in een voormalig schoolgebouw aan de St. Walburgstraat, werd de collectie weer opgebouwd. In de jaren '70 verhuisde het museum naar de twee Middeleeuwse panden aan de Brugstraat (waar het nu nog steeds zit) in het Gotische huis en het Canterhuis.


Het museum is in chronologische volgorde opgebouwd. Via allerlei trappetjes en verdiepingen komt men vanaf de zevende eeuw na Christus, via de Hanzetijd, de Middeleeuwen en de Gouden eeuw richting de huidige tijd. De West-Indische Compagnie, de turfvaart, de kustvaart en de binnenvaart komen allemaal aan bod.

Het Gotischhuis
Bezit nog de opmerkelijke trekken van een Middeleeuwse Koopmanswoning uit de 15e eeuw, en is dan ook het enige huis in de stad Groningen uit die tijd, waarvan het karakteristieke front, zij het ook nog maar gedeelijk, bewaard is gebleven. Het voorhuis is eerste helft 15e eeuw en het achterhuis begin 16e eeuw.

De eerste bekende bewoner is Heer Evert Wijgoldes, de latere burgemeester van de stad (1446-1450).
Verder is het gebouw in gebruik geweest door/voor:
1464 bierbrouwer Junge Evert Hebbelding.
1538 Bierbrouwer Mense Schroer
In 1778 kochten Nanning Nanninga en diens echtgenote Bernardina Catharina Langenhard, kocht de brouwerij, maar gingen later over tot het stoken van jenever.
In 1850 kocht koopman Jan Pieters het pand. In het pand wordt een cichorei molen gevestigd.
In 1871 verkocht aan P.R Roelfsema, handelaar in lijnkoeken en lijnzaad. Het pand heet dan pakhuis New York.
In 1911 in handen van Aldert Veldman, handelaar in landbouwmachines.
In 1969 verkocht aan de Koninklijke Theodorus Niemeijer, die schonk het aan de Gemeente Groningen. Sinds 1978 is het Noordelijk Scheepvaart in dit gebouw gevestigd.

Het Canterhuis
Dit van oorsprong gotische gebouw is genoemd naar één van de eerste bewoners, dr. Johan Canter (15e eeuw). Het gezin Canter was een vooraanstaande familie. In dit huishouden werd uitsluitend Latijn gesproken, zelfs door de kinderen en de dienstmeid! Er bestaan ook aanwijzingen dat de herkomst van een gedeelte van dit pand reeds in de 13e eeuw ligt. Het heeft dienst gedaan als woon- en pakhuis en als jeneverstokerij. In het derde kwart van de 19e eeuw heeft het gebouw een compleet nieuwe voorgevel gekregen en is daarna verbouwd tot winkelpand. Hierdoor zijn veel van de originele elementen verloren gegaan. Tijdens de laatste restauratie, rond 1975, is de toestand hersteld naar de situatie  van 1872.

Poortgebouw

De poort die de twee gebouwen met elkaar verbindt is niet bekend, van wanneer deze verbinding precies is. Wel staat deze verbinding al op de kaart van 1643. De ouderdom van de stookplaats duidt erop dat dit vertrek reeds in de 16e eeuw bestond. De aangebrachte schouw bij de stookplaats komt van elders. De loodglazuur groene en gele tegels op de vloer stammen ook uit de 16e eeuw. Op de balken zijn de oude verfkleuren te zien, ook de blauwgroene kleur, die in andere vertrekken ook zichtbaar is, is terug gebracht. Het pigment schijnt vroeger een afstotende werking op vliegen te hebben gehad. In de balken zijn tevens opgevulde boorgaten te zien met een jaartal erop. Hier zijn proeven genomen om het hout te kunnen dateren.
Dit kamertje behoorde bij het Canterhuis. De doorbraak in de nis is niet authentiek; op die plaats heeft waarschijnlijk een beddekoets gestaan.

Morenhal met Saartje (opduwertje)

Motorenhal aan de achterzijde van het museum is een aanbouw van vrij recente datum namelijk begin 20e eeuw. Hier staan stoommachines, gloeikop- en dieselmotoren. Tevens staat er in de hal een opduwertje (Saartje), die vaak werd gebruikt als boten geen motor hadden.

Middeleeuwse waterput

In de kelder (tijdelijke expositieruimte) is aan de linkerkant de middeleeuwse put, die tijdens de restauratie werd ontdekt, zichtbaar.Hier werd vroeger het water gehaald voor de bierbrouwerij, jeneverstokerij en voor de bewoners van het pand.

De Brugstraat tijdens de Sinterklaas-intocht.

De Brugstraat, de straat waarin het museum gevestigd is loopt vanaf het Akerkhof naar de Drentse Aa, waarover de brug ligt, waaraan de straat overigens niet haar naam dankt. De straat is vernoemd naar een Middeleeuws geslacht Ten Brugge, dat bij de brug een 'steenhuis' bewoonde. Aan de andere kant van de brug verandert de naam van de straat in A-straat. De brugstraat heeft het karakter van een winkelstraat. De overdekte galerij (aan de overkant van het museum) werd ontworpen door de Groninger architect P.M.A Huurman en is gebouwd in 1909-1910. Het museum bevindt zich op de nummers 24 en 26.

In het boekje Groningen Ahoy staat het volgende over de Brugstraat: Groningen is ontstaan uit twee nederzettingen op de uitlopers van de Hondsrug. De ene nederzetting was van oorsprong agrarisch en ontstond in de buurt van het Martinikerkhof en de Grote Markt. Deze zou later uitgroeien tot het bestuurlijk centrum van de stad. De andere nederzetting ontpopte zich aan het riviertje de A in de omgeving van de Brugstraat. De A ontsprong in de Drentse venen aan de westzijde van de Hondsrug. Aan de oostzijde stroomde de Hunze. Beide rivieren verenigden zich oorspronkelijk in de buurt van Wierum en stroomden verder als Hunze naar zee. In de Middeleeuwen begon met met het corrigeren van de loop van de riviertjes. De Hunze werd langs de stad geleid. Het punt van samenvloeiing met de A lag sindsdien ter plaatse van het tegenwoordige Hoekje van Ameland, vanwaar het water als Hunze of Reitdiep naar zee stroomde. Tot 1876 zou het Reitdiep de enige hoofdvaarweg tussen de Stad Groningen en de zee blijven. De tweede nederzetteng aan de A ontwikkelde zich tot het handelscentrum. De haven lag tussen de huidige Visbrug en de Museumbrug. Hier stonden de pakhuizen. De Brugstraat was de hoofdstraat van het handelscentrum. De verbinding met het bestuurlijk centrum liep via het tegenwoordige A-kerkhof en de Vismarkt.


Bron: Noordelijk scheepvaartmuseum
En boekje 'Groningen Ahoy'

Voor meer foto's (met daarbij verhalen), zie daarvoor mijn foto-site:
*klik*

1 opmerking:

aliebalie zei

Wat een interessant blog. Dankjewel. Ik was laatst bij je in het Scheepvaartmuseum. Mooi dat je namen van bewoners vermeldt, daar was ik naar op zoek.

Baar-/lijkenhuisje Oudeschans

  Het baar-/lijkenhuisje op het Dodenbastion van Oudeschans.  Deze begraafplaats ligt op één van de bastions van de oude vesting. Het lijken...