zondag 2 augustus 2020

De Burger en de hoer - Lotte van de Pol


De afgelopen 2 dagen las ik het boek 'De Burger en de hoer" van Lotte van de Pol. Prostitutie in Amsterdam. Het mooie is, dat er in zo'n boek een heel stuk geschiedenis voorkomt over het leven in Amsterdam en geschiedenis van ons land. Nu heb ik al eerder blogjes geschreven over prostitutie ivm een tentoonstelling van een paar jaar geleden in het museum waar ik werk. Mocht je die blogjes willen lezen * klik dan hier *

Sommige dingen wist ik al van onze geschiedenis, maar heb je door het lezen van dit boek weer een extra aanvulling, wat ik altijd wel leuk vind. Het boek vond ik vooral interessant door de geschiedenis van Amsterdam en Holland en hoe de mensen in die tijd leefden. De dingen die ik met jullie wil delen volgen hieronder: 

Bijvoorbeeld dat er in de Amsterdamse straten in januari 1670 en langs de grachten speciaal geconstrueerde olielampen kwamen en de daarop volgende 10 jaar kwamen er zo'n 600 bij. De bedoeling van de straatverlichting was vooral 'de veiligheid', maar het gaf een enorm impuls voor het nachtelijk uitgaansleven en gaf de prostitutie een enorme vlucht. Het aantal nachtwachten werd van 300 naar 480 gebracht. Het betalingssysteem van politieambtenaren hadden financieel belang bij prostitutievervolging. Het salaris van een Amsterdamse schout en de substituut schouten werden er immers van betaald. Sinds de Middeleeuwen moest iemand uit het ambt zelf zijn betaling zien te verdienen. Voor elk aangebracht delict was een derde voor de schout persoonlijk, een derde voor degene die het aanbracht en een derde deel voor de stad. Een Amsterdamse schout verdiende op jaarbasis 1000 gulden salaris per jaar, 500 gulden presentiegeld en 50 gulden kleedgeld. Een substituut schouten kreeg 800 gulden per jaar. 

Bij volle maan bleef de nachtverlichting uit. 

Na 1722 lukt het de overheid de openlijke speelhuizen effectief terug te dringen. Er worden dekmantels gezocht voor het eigenlijke bedrijf, zoals tabakswinkels. Een belangrijk neveneffect is, dat de toeristen weg blijven. Want de speelhuizen stonden in menig publicatie van Fransen en Duitse toeristen die hun Grand Tour aan het maken waren. En ze wilden er best allemaal heen alleen al uit nieuwsgierigheid. Zelfs vrouwelijke toeristen gingen onder mannen begeleiding, uit nieuwsgierigheid kijken. Er werd gezongen, er was muziek, er werd gedanst en veel gedronken. 

Burger en niet burgers = Poorters en niet poorters. Ik kwam wel vaker het begrip Poorters tegen in boeken die over vroeger gingen. Maar ik dacht dan altijd dat, dat mensen waren die werkte bij de stadspoort zoals een poortwachter of iemand die op de muur loopt om de stad te bewaken :). Leuk, om door een heel ander boek nu te ontdekken wat zo'n woord werkelijk betekent. 

Omgang met Joden werd als onterend gezien in de 17e eeuw. Een dienstmeisje die bij Joden had gewerkt, kon daarna geen dienst meer vinden bij 'goede lui', maar dit gold ook voor de hoeren die een Jood als klant hadden gehad en dat bekend werd. 

Eer was in die tijd een heel groot goed. Je eer (goede naam) kon op het spel staan. Je kon ook eer hebben, als je arm was, maar oneerbare armen waren in de eerste plaats prostituees en allen die bij prostitutie betrokken waren. Dieven en andere misdadigers werden vanzelfsprekend als eerloos beschouwd, en dat gold ook voor kermisklanten, waarzeggers, kwakzalvers, straatzangers en wat de mannen verder nog betrof een groot deel van de laagste klasse van soldaten en matrozen, vooral zij die in dienst waren van de VOC en WIC. De leefwijze van normen en waarden van deze lieden werden door de eerlijken (arm als ze waren) gezien als een omkering van alles wat goed, burgerlijk en eerlijk was. 

Maar ook het bewijzen van 'de laatste eer' was zeer belangrijk. Acte de présence bij begravenissen geven was een belangrijke plicht van buren en van gildebroeders en -zusters. Voorstellen tot de invoering van een belasting op begraven en ingrijpen in begrafenistradities leidden in 1669 tot het 'Aansprekersoproer'. De armen waren bang dat ze zichtbaar pro deo en dus als bedelaars begraven zouden worden, iedereen was verontwaardigd dat ze niet meer hun eigen 'aansprekers' en dragers konden kiezen: Het recht op een eerlijke begrafenis stond op het spel. 

Een ongehuwde moeder, tot seksuele omgang verleid onder belofte van een huwelijk, verkondigde niet haar schande, maar juist haar eer door openlijk haar kind aan de huisdeur van de verwekker te brengen en het kind als het zijne te presenteren. Zo liet zij zien niets te verbergen te hebben. 

In 1724 zat er een hoerenhuis aan het Binnenhof in Den Haag, volgens een anekdote in het boek.  


Oost Indië vaarders werden alleen in Amsterdam en in Middelburg uitbetaald. Zij hebben jarenlang voor hun geld gewerkt en joegen het regelmatig in een paar weken er door heen. Een veel gebruikte uitdrukking voor de terug gekeerden was:  'Heren voor zes weken'. De Jantjes verdienden bij de WIC/VOC 3 gulden per week, die ze in 1x kregen uitbetaald zodra ze weer in Amsterdam of Middelburg waren. 

In 17e eeuwse hoerenhuizen werden in Juli en Augustus (als de schepen uit Indië terug waren) via 'mondtijding' nieuwtjes uitgewisseld. Vaak kwamen er dan ook zeemansvrouwen om die nieuwtjes te horen en niet om de hoer te spelen. Zo wisten de zeemansvrouwen hoe het met hun man daar ginder ging of dat hij overleden was. Als dat zo was, wist ze het hierdoor eerder dan via de officiële kanalen. 

Vrouwen verdienden bij gelijkwaardig werk doorgaans de helft van wat mannen verdienden. Mede daarom was er veel armoe. Je leefde in de 18e eeuw onder de armoede grens als je 300 gulden per jaar verdiende. 

In de Amsterdamse volkswijken en de havenbuurten, waaruit veel mannen op zee of in de Oost- of West-Indië waren, waren vrouwengemeenschappen. De organistatie van het buurtleven was er veelal in handen van vrouwen. Terwijl zij ook een groot deel van de tapperijen, logementen en uitdragerijen dreven. Buitenlanders vonden de Nederlandse vrouwen bazig en zelfstandig in hun optreden en dit werd door tijdgenoten negatief beoordeeld. Een citaat van Justus van Effen in zijn weekblad 'De Hollandsche Spectator (1731-1735) 'De Amsterdamse gemene en burger-vrouwtjes, die zich niets aantrekken van hun natuurlijke onderschikking aan de man.' Tsss niets geen natuurlijke onderschikking, de vrouwen in Holland moesten gewoon hun mannetje staan. Vul ik dus hier even aan :). 

Zeevaart was natuurlijk een grote werkverschaffer in de 17e en 18e eeuw. Er voeren elk jaar wel 50.000 tot 60.000 mannen op Hollandse schepen. Er waren de visserij, vrachtvaart binnen Europa, Walvisvaart en seizoensvaart. Varenslieden voor de VOC, de WIC en de marine daarentegen waren veel langer achter elkaar van huis. Zij waren grotendeels afkomstig uit de lagere klassen van de steden van Holland, aangevuld met een aanzienlijke groep buitenlanders zoals Scandinaviërs en Duitsers. De betaling was slechter en de overlevingskansen kleinder en de status geringer. De VOC was de grootste werkgever van de republiek. Drie keer per jaar voer er een vloot uit. In totaal waren er in de 17e en 18e eeuw een miljoen mannen (waaronder tientallen als man verklede vrouwen) en daarvan kwam maar een derde terug. 

Alle type zeevaart eisten hun tol, maar de VOC was de grootste menseneter. De tijdgenoten waren zich daar wel van bewust. Oost-Indië gold immers als het 'graf der Amsterdammers' Door de hoge sterfte op zee, maar ook wel achterblijvers, heeft de zeevaart een drukkend effect gehad op de omvang van de bevolking in heel Holland. 

De meeste matrozen bij de Compagnie en op de oorlogsvloot waren ongehuwd. Van hun gage, die pas na hun reis werd uitbetaald, konden ze trouwens geen gezin onderhouden. de 20 á 40 gulden die ze nog tijdens hun reis jaarlijks konden laten overmaken naar huis, dekten maar een tiende deel van wat een gezin nodig had. Zeemansvrouwen moeten dan ook grotendeels zelf voorzien in hun eigen onderhoud. Maar eigenlijk was dat begin vorige eeuw ook nog zo. Toen ik het boek 'Veur Kachel...' - HansBeukema
recent las, kwam daar een verhaal in voor van een jongen die ging varen en 2,5 jaar later thuis kwam. Maar al het geld wat hij had was snel op ivm de kleren van de heen reis die nog betaald moesten worden en de nieuwe kleding die hij voor zijn volgende reis nodig had en nog wat onkosten, waardoor hij maar een beetje aan zijn moeder kon afdragen. 

Verder gaat het boek vooral over het leven van de vrouwen in een speelhuis, bordeel, hoerenhuis. En is het boek, als je van geschiedenis houdt echt een aanrader. De auteur gebruikt ook veel materiaal uit boeken uit die tijd, maar ook de processen en ze behandeld ook de spinhuizen. 

Popeye & Frank "Rocky" Fiegel

Popeye, Museum aan de A Wist jij dat 𝗣𝗼𝗽𝗲𝘆𝗲 gebasseerd is op een echt persoon?  Klik op Foto voor Youtube video van 2½ minuut Frank &q...