zondag 26 juni 2016

De Kop van Jut

De Kop van Jut is een benaming voor een kermisatractie en een woonwijk van Amsterdam.
Tevens is het een zegswijze 'De kop van Jut zijn' en wordt gebruikt om aan te duiden, dat je het moet ontgelden, de zondebok bent.

De échte kop van Jut werd na zijn dood op sterk water gezet en is jarenlang te zien geweest in het Anatomisch museum; 'Het kabinet van Camper' van de Rijks Universiteit Groningen.

Jut's kwalijke roem, leeft niet alleen voort in de 'Kop van Jut' maar ook in straatliederen. Het liedje 'Jantje slaat de kop van Jut' en het liedje:

Heb je al gehoord van die vreeslijke moord,
gepleegd in de stad 's Gravenhage?
Daar is een mevrouw met d'r dienstmeid vermoord.
O, hoe dorsten ze zó iets te wage!

(Straatliedje uit 1873; te zingen op de wijs van de Zilvervloot van Piet Hein).

Toen in 1875 Jut en Goedvolk gearresteerd waren ontstond onder het volk dit lied:

O Jut, O Jut, O Jut,
Nou zit je in de put.
Had je mevrouw van der Kouwen
D'r leven laten behouwen,
dan zat je nou niet in de put.

Of deze versie (of misschien wel het zelfde liedje)

Heb je wel gehoord van de schrikkelijke moord,
de schrikkelijke moord in 't Haagje?
Ze pakten mevrouw Van de Kouwen bij d'r mouwen
En de dienstbode bij d'r kraagje.
O Jut, o Jut, nou zit je in de put,
had je mevrouw Van de Kouwen
Het leven maar laten houwen!
O Jut, O jut, daar zit je nou voor in de put. 

In 1872 vermoordt Hendrik Jacobus Jut, samen met zijn vriendin Christina (Stien) Goedvolk, een rijke Haagse weduwe mevrouw Maximilliana Theodora van der Kouwen-ten Cate en haar dienstmeid  Helena (Leentje) Beeloo. Het misdrijf veroorzaakt nogal wat opschudding en als de daders in 1875 gearresteerd, beschouwt men Jut als de grootste boef van de eeuw. De kranten staan er vol van en een kermisexploitant ontwerpt een slagmachine 'De Kop van Jut', waarop het publiek zich kan afreageren.

Jut zelf krijgt levenslang en wordt overgebracht naar een gevangenis in Leeuwarden. Hier kwijnt hij weg en sterft hij in 1878, slechts 26 jaar oud. Zoals destijds gebruikelijk wordt het lichaam van de gevangene ter beschikking gesteld van de wetenschap. Jut komt terecht in het Academisch Ziekenhuis in Groningen waar artsen in opleiding (onder wie Aletta Jacobs) het lichaam ontleden.

Juts hoofd wordt op sterk water gezet en afgevoerd naar het Gronings Anatomisch Museum. Hier verdroogt de kop echter, de pot is niet goed afgesloten, waardoor de alcohol verdampt. Uiteindelijk wordt het preparaat weggegooid. Wat rest is een gipsen afgietsel van de kop van Jut, waarschijnlijk gemaakt op zijn sterfbed.

De kop van Jut, zoals ik in 2010 een foto er van maakte 
in het Universiteitsmuseum van Groningen. 
Boek van Johan Fabricius, 
voor het eerst uitgegeven in 1970

De dubbele moord speelde zich af in het huis van de oude weduwe aan de Haagse 'Bogt van Guinee" later op verzoek van de bewoners omgedoopt tot "Huygenspark". Het huis op nummer 25 van mevrouw van der Kouwen is in 1957 afgebroken. Zij werd begraven in een grafkelder (nr 349 op begraafplaats Eik en Duinen aan de Loosduinseweg), die door haar in 1869 was aangekocht. Rond 1900 is deze kelder echter geruimd. Er waren geen nabestaanden die binnen de bepaalde tijd het verdere gebruik der grafkelder hadden geclaimd. 

In eerste instantie ging Jut vrijuit. Samen met zijn kersverse vrouw, emigreerde hij naar Amerika, waar ze na enige tijd hopeloos te hebben rondgedoold, door heimwee van Christien terug naar Nederland kwamen. Jut liet het breed hangen en al snel werd hij verdacht. Jut nam alle schuld op zich, hoewel Christina bij de moord aanwezig was geweest en dus medeplichtig. 

Christina werd tot 12 jaar veroordeeld. Toen zij het tuchthuis verliet, zocht zij vergeefs naar een dienst, maar niemand durfde 'die vrouw' in huis te nemen. Zij werd 79 jaar oud. 

De roman die ik dit weekend heb gelezen, is een vrije bewerking van dit volksdrama. Enkele namen zijn door de auteur behouden, al zou het maar zijn om de schilderachtige klank ervan, zoals die van de koopvrouw Mie Slap, die, toen zij voor de rechtbank de eed moest afleggen, twee grijpgrage vingers omhoog stak en zei "Zo waarlijk helpe mij God Almachtig en de moordenaars aan de galg". Tot haar verdriet en dat van de meerderheid van het Nederlandse volk was de doodstraf kort tevoren afgeschaft. 

In de roman zet Johan Fabricius Christina neer als een naïeve, volgzame volksvrouw, zoals Jut haar ook aan de rechtbank voorschotelde, maar ze lijkt me een heel ander type als ik de volgende website gelezen heb en zo te lezen, hadden Jut en Christina geen zoon, maar een dochter, terwijl Fabricius het over een zoon in het boek heeft. *klik*
In het boek wordt niet genoemd, dat ze ook nog geëmigreerd zijn geweest naar Afrika, waar Stien ook heimwee kreeg. En ook het tweede kind wordt niet genoemd in het boek. 

Ik zelf vraag mij af, hoe is het met het kind of de kinderen van Jut & Stien is afgelopen? 

Omdat de naam Jut vanaf het moment na de affaire geschandvlekt was, is later bij Koninklijk besluit toestemming verleend een andere familienaam te voeren. Die nieuwe naam werd natuurlijk nooit gepubliceerd. Dit kan dus de reden zijn, dat er niets over de kinderen bekend is. 

Geen opmerkingen:

Baar-/lijkenhuisje Oudeschans

  Het baar-/lijkenhuisje op het Dodenbastion van Oudeschans.  Deze begraafplaats ligt op één van de bastions van de oude vesting. Het lijken...