In de tentoonstelling Vraauwlu |
Van kleins af aan keek ik naar de Scheveningse vrouwen die naar de Haagsche Mart gingen. Ik groeide dichtbij de mart op en ik vond hun dracht zo mooi en de oorijzers met kapjes 😍.
Drie weesmeisjes en een poes - Thérèse Schwartze (1885) |
Het oorijzer begon als metalen smalle beugel om mutsen op hun plaats te houden in de burgerdracht in de Noordelijke provincies en Zeeland. Later werd dit overgenomen in streekdrachten. In de loop der tijd groeide het oorijzer uit tot een pronkstuk en werd het zelfs groter.
Aan de voorzijde staken versierde gouden plaatjes of krullen uit. Met mutsspelden werd de kap aan het oorijzer bevestigd. Oorijzers hebben bestaan in metaal, zilver en goud.
Halverwege de 19e eeuw uiten steeds meer vrouwen hun weerzin over het oorijzer (bijv schippersvrouwen die elders in Europa zijn geweest).
Vrouwen vinden het niet meer passen bij de tijd waarin ze leven. De oorijzers worden gezien als een symbool van onderukking en heeft ook effect op de bewegingsvrijheid van het hoofd.
Veel vrouwen klaagden zelfs over hoofdpijn als ze het oorzijzer een dag gedragen hadden. Wat in die tijd ook meespeelde was het feit dat "een dame" er niet als een boerin wilde uitzien. Er kwamen steeds meer vrouwen die het oorijzer in de kast hadden liggen en het alleen op zondag of bij speciale gelegenheden droegen.
Volgens schrijver Johan Winkler (1840- 1916) dragen de Groninger vrouwen in 1871 hun haar los. Duizenden oorijzers zouden volgens hem omgesmolten zijn.
Disclaimer: tekst is niet van het museum aan de A
Mart = Haagsch voor markt en geen typefout
Het losse oorijzer = bruikleen Groninger Museum
De dracht op de pop bruikleen van Verhildersum
Tekstbord in de tentoonstelling Vraauwlu |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten